Aan de natuurlijke oevers van een rivier kunnen alleen bepaalde type bomen groeien: bomen, die goed gedijen, terwijl ze af en toe of vaak onder water staan. Langs sommige rivieren staan bomen soms wel 150 dagen per jaar onder water. De boomsoorten die met zoveel water goed groeien, zijn met name de schietwilg en de kraakwilg. Dit noemen we een zachthoutooibos.
De eik, iep en es kunnen minder goed tegen overstroming en gedijen op wat hoger gelegen grond vlakbij de rivieren. Deze bomen zijn onderdeel van een hardhoutooibos. De zwarte populier vind je zowel in een zachthoutooibos als een hardhoutooibos.
In de loop der tijd zijn er veel zachthoutooibossen en hardhoutooibossen verloren gegaan. Niet alleen langs de IJssel, maar ook aan de andere Nederlandse rivieren hebben de bossen plaats moeten maken voor intensieve landbouw. Met de keuze voor meer ooibos in de IJsseluiterwaarden verwachten we vooral voor het zachthoutooibos relatief snel resultaat, omdat dit type bos zich snel ontwikkelt.